Ik was elf jaar toen de oorlog in Nederlands-Indië uitbrak. De Javaanse buren wisten dat mijn vader militair bij het K.N.I.L. was en ze stonden vijandig tegenover onze familie.
Ik was elf jaar toen de oorlog in Nederlands-Indië uitbrak. In de oorlogstijd woonden wij in Malang.
Het was een tijd van grote onzekerheid en angst. Heel in het begin ging ik daar nog naar school.
Als er luchtalarm was moesten we in een stuk rubber bijten. Iedereen had dat om zijn nek hangen.
De Javaanse buren wisten dat mijn vader militair bij het K.N.I.L. was en ze stonden vijandig tegenover onze familie. Ook voor de oorlog trokken we nooit met ze op. Molukkers trokken op met andere Molukkers. Op een dag kregen we onverwacht controle van de kempetai, de Japanse militaire politie.
Ze vonden een muziekboek en vroegen wie er kon spelen. De grimmige sfeer veranderde iets toen ik wat op onze piano speelde. Muziek was in ons gezin verschrikkelijk belangrijk.
Tijdens dit bezoek werd onze radio verzegeld. Gelukkig hadden we nog een tweede die goed verstopt stond. We luisterden veel naar ‘English by radio’ en de ‘BBC Worldservice’.