Ik was zeven toen de Duitsers Nederland binnenvielen. In de hongerwinter werd mijn broertje van twee verschrikkelijk ziek en was het erg koud. Al mijn leesboekjes en mijn poëzie-album werden verstookt in de noodkachel.
Ik was zeven toen de Duitsers Nederland binnenvielen. Tijdens de oorlog ging ik op dinsdagavond altijd naar de meisjesclub. Op een keer voelde ik me niet zo lekker. Ik wilde naar huis, maar dat mocht niet meteen: er moest eerst worden gedankt. Ik was ontzettend boos. Later bleek dat ik een hersenvliesontsteking had. Ik moest naar het Joannes de Deo ziekenhuis. Hier kreeg ik in ieder geval goed te eten.
In de hongerwinter werd mijn broertje van twee verschrikkelijk ziek en was het erg koud. Al mijn leesboekjes en mijn poëzie-album werden verstookt in de noodkachel. Met kerst probeerde mijn moeder het nog een beetje gezellig te maken. Ze had in een bonbonnière wat water en een laagje olie gedaan en daar drijvertjes op aangestoken. Het kerstmaal bestond uit een stuk brood en suikerbieten. Ik bewaar er zeer dierbare herinneringen aan.