3000 v.C. - Hunebedden
Hoe dachten de hunebedbouwers eigenlijk over bezit en rechtspraak?
Hunebedden zijn de grootste tastbare sporen uit de prehistorie in ons land. Het zijn begraafplaatsen, zo’n vijfduizend jaar geleden gebouwd. Op basis van archeologisch onderzoek kunnen we ons een beeld vormen van de levenswijze van de mensen in de prehistorie. Hoe zij dachten over bezit en rechtspraak is niet meer te achterhalen, omdat men het schrift nog niet kende.
Oog om oog, tand om tand
‘Oog om oog, tand om tand’. Deze zegswijze is één van de oudste rechtsregels. Primitieve rechtssystemen zijn vaak gebaseerd op zogenaamde ‘wederkerigheid’: als jij mij een tand uitslaat, doe ik dat bij jou. Deze rechtsregel staat bijvoorbeeld in de , een ruim twee meter hoge zuil met 282 wetten. Koning Hammoerabi regeerde van 1792 tot 1750 voor Christus over Babylon. Eén van zijn wetten had betrekking op bouwfouten. Als een huis instortte en de eigenaar werd daarbij gedood, dan zou ook de bouwmeester worden gedood. Liet de zoon van de eigenaar het leven, dan werd ook zoon van de bouwmeester ter dood gebracht.
151 n. C. - Romeinse vernieuwing
Tweeduizend jaar geleden liep de noordgrens van het Romeinse Rijk dwars door de Lage Landen. De Rijn vormde de grens. Ten noorden ervan woonden Germaanse en Keltische stammen. De Romeinen brachten veel vernieuwingen in onze streken. Onder meer introduceerden ze hier het schrift. Zo werd het mogelijk om wetten op te schrijven.
610 n. C. - Mohammed als bron van recht
Volgens de overlevering verscheen omstreeks het jaar 610 de engel Gabriël aan Mohammed, die hem in de eerste van een reeks openbaringen namens God aanwees als profeet. Deze openbaringen vonden hun plaats in de Koran. Dit boek werd samen met de soenna, de overlevering over het leven van de profeet, de inspiratiebron voor het islamitisch recht, de shari’a. Concrete wetten bevatten zij niet en daarom was verder onderzoek naar de geboden en verboden van God onvermijdelijk. Uit deze noodzaak kwam de fikh voort, de rechtswetenschap, die aanvankelijk sterk werd beïnvloed door het lokale gewoonterecht en de persoonlijke opvattingen van de rechtsgeleerden. Om dit tegen te gaan begon men een grote rol toe te kennen aan de hadieth, de overlevering over de handelingen en uitspraken van de profeet; een juridische mening viel slechts te verdedigen als hij kon worden ondersteund met een koranvers of hadieth, kortom met oorspronkelijke bronnen. Mohammed ibn Idries as-Sjafi’ (767-820) legde de basis voor de bronnenleer, die in wezen nog steeds de basis vormt van de islamitische rechtstheorie.
Ver-zoen-ing
In de middeleeuwen gaven kerkgangers elkaar aan het einde van de mis een vredeskus op de mond. Later werd deze kus op de mond vervangen door de kus op een vredesbord zoals dit hier afgebeeld. De aanwezigen in de kerk gaven het bord aan elkaar door.
In de middeleeuwen speelde de kus ook een rol in het recht. De zogenaamde vredeskus werd gegeven door partijen die zich na een doodslag met elkaar verzoenden. De voorwaarden van zo’n zoenovereenkomst waren gericht op het zielenheil van het slachtoffer. Voor zijn zielenheil werden bijvoorbeeld zielenmissen gelezen in een kerk of kapel. De familie van de dader betaalde deze missen. De oorsprong van deze vredeskus ligt in het kerkelijk ritueel.
1200 - Een ‘onchristelijk’ wapen
In de middeleeuwen veroorzaakte de ontwikkeling van een nieuw wapen grote paniek onder de adel: de kruisboog. Hiermee kon nauwelijks getraind voetvolk geharnaste ridders doden! Dat lot trof bijvoorbeeld Richard Leeuwenhart tijdens de belegering van kasteel Châlus in Normandië in 1199. De paus steunde de roep van de adel om een verbod van dit wapen. Op het Vierde Lateraanse Concilie (1215-1216) werd de kruisboog in de ban gedaan als onnodig wreed en onchristelijk. Dit verbod gold overigens niet in de strijd tegen de niet-christelijke vijanden tijdens de kruistochten.
1395 - Het huis ‘gewoest’ als straf
Deze bakstenen zijn afkomstig van het in 1394/95 ‘gewoeste’ huis van Dirk van Hodenpijl. De stenen van dit huis zijn gebruikt voor de bouw van de Ridderzaal.
In de middeleeuwen kon een schuldige aan doodslag worden verbannen. Zijn huis werd dan ‘gewoest’, afgebroken. Dat betekende meer dan alleen het kapot maken van een woning: de ‘gewoeste’ persoon werd uit de gemeenschap verstoten en vogelvrij verklaard.
Dirk van Hodenpijl was betrokken geweest bij de moord op Aleid van Poelgeest, de geliefde van graaf Albrecht van Beieren. Het motief hiervoor was vooral jaloezie vanwege de bevoorrechte positie van deze edelvrouw. Als wraak liet Albrecht van Beieren de huizen van veel edelen, vooral politieke tegenstanders, ‘woesten’ en hun bezittingen onteigenen.
Dood door onthoofding
Dit is een beulszwaard, zoals dat ook in Nederland werd gebruikt om de doodstraf ten uitvoer te brengen. Het heeft geen punt, omdat het afhakken van het hoofd de enige functie was. Traditioneel was onthoofding door middel van het zwaard voorbehouden aan hooggeplaatsten.
Onthoofding was één van de vormen van doodstraf, naast ophanging aan de galg, radbraken, wurging, verbranding of verdrinking. De meeste hiervan werden vanwege hun wreedheid in 1809 afgeschaft, maar terechtstelling door onthoofding of aan de galg bleef tot 1870 bestaan.
1492: Columbus ontdekt Amerika
Toen Columbus in 1492 Amerika ontdekte, was de vraag wie ‘eigenaar’ van dit onbekende werelddeel was. In de ogen van de Europeanen waren de oorspronkelijke bewoners van het werelddeel, de indianen, dat in elk geval niet. Men wendde zich tot de paus, die toentertijd over dit soort zaken besliste. Deze trok een lijn en bepaalde dat de ene helft Spaans en de andere helft Portugees was. Dat waren de enige twee landen die toen interesse in de pas ontdekte gebieden hadden. In een verdrag dat in 1494 in Tordesillas in Spanje werd gesloten, werd deze verdeling verder uitgewerkt.
De 'vader van de Indianen'
Hugo de Groot (1583-1645)
Als we aan Hugo de Groot (1583-1645) denken, denken we ook aan een
boekenkist. Als slachtoffer van een machtstrijd binnen de Hollandse
regering werd hij opgesloten in de staatsgevangenis kasteel Loevestein,
maar verstopt in een boekenkist slaagde hij erin te ontvluchten. Hij
ging naar Frankrijk, waar hij het boek schreef dat hem wereldberoemd
maakte: De Iure Belli ac Pacis (Over het Recht van Oorlog en Vrede).
Daarin beschreef hij aan welke regels landen zich bij het voeren van
oorlog moesten houden.
Een ander belangrijk boek van zijn hand was Mare Liberum (De Vrije Zee),
waarin hij stelde dat de zee ‘van iedereen’ is en door schepen van alle
landen vrij mag worden bevaren.
Hugo de Groot wordt beschouwd als de grondlegger van het ‘volkenrecht’, het recht dat geldt tussen landen.
In oorlog door een vlag (1652)
Het beledigen van een vlag wordt wel gezien als een belediging van een land. Zo was een incident met een vlag in 1652 de directe aanleiding voor de Eerste Engelse Oorlog tussen Engeland en de Republiek der Verenigde Nederlanden. Schepen op zee groeten elkaar door hun vlag iets naar beneden te halen, het kleinste schip of het schip met de laagste status als eerste.
Maarten Tromp, die de Nederlandse oorlogsvloot aanvoerde, weigerde bij het naderen van schepen van de Engelse vloot als eerste de vlag te strijken. Door de Engelse generaal-ter-zee Robert Blake werd dit als een belediging van zijn land opgevat. De zaak kwam in het Engelse parlement en ondanks excuses van Tromp kon een oorlog niet worden vorkomen.
De vrede getekend (1678)
Landen die oorlog hebben gevoerd sluiten vrede door het ondertekenen van een verdrag. Meestal bevat dit een aantal voorwaarden voor vrede. De winnaar eist bijvoorbeeld een stuk land of een geldbedrag van de verliezer. Door hun handtekening onder het document te zetten geven staatshoofden of afgevaardigden van de betrokken landen aan dat ze het eens zijn met de gemaakte afspraken en dat ze niet langer zullen vechten. Bij de ceremonie zijn ook getuigen aanwezig, bijvoorbeeld ambassadeurs van andere landen.
Op het hier afgebeelde schilderij is de ondertekening van het Verdrag van Nijmegen te zien waarmee op 17 september 1678 een einde kwam aan de vijandelijkheden tussen Spanje en Frankrijk. De Spaanse ondertekenaar aan de rechterkant van de tafel zit klaar met de veer in zijn hand, maar hij wacht met tekenen tot de Fransman ook aanstalten maakt. Ondertekenen moet tegelijk gebeuren, want anders geef je aan dat je minder bent dan de ander.
1859 - De slag om Solferino en de oprichting van het Rode Kruis
De Zwitserse bankier Henri Dunant was tijdens een zakenreis in 1859 getuige van een veldslag tussen het Oostenrijkse en Franse leger: de slag bij Solferino. Dunant was ontdaan door de verschrikkingen op het slagveld: meer dan 38.000 mannen lagen gewond, stervend of dood op het veld, terwijl er maar weinig medische verzorging was.
Hij schreef er een boek over, Un Souvenir de Solferino. Hij beschreef daarin ook zijn idee om een neutrale organisatie op te richten, die de gewonden verzorgde in tijden van oorlog. Hij verspreidde het boek vooral onder leidende politici en militairen in Europa. Henri Dunant werd de oprichter van het Rode Kruis en ontving hiervoor in 1901 als eerste de Nobelprijswinnaar voor de Vrede.
Voorwerpen in de collectie van Museon-Omniversum die te maken hebben met het Rode Kruis
1887 - Bertha von Suttner: in beweging voor vrede
Bertha von Suttner werd geboren in Oostenrijk als gravin Kinsky. In 1887 kwam ze in Parijs in contact met vredesactivisten uit allerlei landen. Ze was gegrepen door de problemen van oorlog en vrede en wil de vredesbewegingen helpen door erover te schrijven. Ze schreef het beroemde boek Die Waffen Nieder! De verschrikkingen en gevolgen van oorlog benoemde ze onverbloemd. Tot dan toe was er alleen geschreven over de helden van oorlogen. Dit was nieuw en schokkend en dus was het moeilijk om het boek uitgegeven te krijgen. Uiteindelijk werd het boek een bestseller en vertaald in twaalf talen. Von Suttner kreeg in 1905 de Nobelprijs voor de Vrede.
1945 Handvest van de VN
De Verenigde Naties (VN) zijn officieel opgericht op 26 juni 1945. In het Handvest dat toen werd ondertekend, zijn de doelstellingen van de VN vastgelegd. Dat zijn:
1. het handhaven van de internationale vrede en veiligheid,
2. het versterken van de internationale rechtsorde, de naleving van mensenrechten en fundamentele vrijheden,
3. het bevorderen van internationale samenwerking bij het oplossen van economische, sociale, culturele en humanitaire problemen.
1950 - de eerste vredesmissie van de VN
Het Nederlandse leger neemt al sinds de inzet in Korea (1950) deel aan vredesmissies van de Verenigde Naties. Deze zijn in de loop der jaren steeds belangrijker geworden.
Met het wegvallen van het communistische machtsblok als tegenstander verdween immers de noodzaak van een groot landleger. Nadruk kwam te liggen op snelle en flexibele inzet overal ter wereld, met als doel: conflictbeheersing. Deze ontwikkeling heeft mede geleid tot de afschaffing van de dienstplicht in 1996. Zwaar materieel als tanks zijn voor het Nederlandse leger minder belangrijk geworden. Lichtgewicht uitrusting, snelle transportmiddelen en goed opgeleide, specialistische militairen worden daarentegen steeds belangrijker. In het huidige beroepsleger dat de krijgsmacht is worden met name de genie, mariniers, commando’s en luchtmobiele brigade veelvuldig ingezet bij operaties overal ter wereld. Deelnemers aan VN-missies dragen blauwe helmen of baretten, een verwijzing naar de vlag van de VN.